hoofdstuk 5 (Classy Cat)
a
Blauwgrijze ogen sperden zich wijd open. In de handen van de man was een lange, rode haarlok verschenen. Eerder woedend dan geschrokken sputterde Classy Cat tegen. Ze hield pas op nadat de man de schaar voor een tweede maal liet zien in het licht van de zaklamp waarmee hij haar regelmatig verblindde.
"Ik denk dat je nu wel bereid bent om te praten."
Hij zag haar knikken hoewel het geen vraag van hem was geweest waarop hij bevestiging verwachtte. Geduldig had de man gepost tot ze haar ouderlijk huis had verlaten om naar school te gaan. Het laatste wat hij wilde was dat haar ouders wakker zouden worden. Al maakte deze mogelijkheid het wel spannender voor hem. Hij zag haar trillen door de verschillende lagen kleding heen. Het was koud en het moest nog veel kouder zijn als je vast gebonden op de besneeuwde grond lag. Deze winter was extremer dan hij zich kon herinneren meegemaakt te hebben.
"Als je gaat schreeuwen dan knip ik het meeste van je haar af voor ik je dood maak."
De man kon geen medelijden voor haar opbrengen. Op Online Verhalen had ze totaal geen aandacht besteed aan zijn ingezonden gedichten. Het gaf hem het gevoel alsof hij nooit voor haar had bestaan. Ze was nog erger als diegenen die zijn genialiteit weigerden te erkennen. Niemand wilde immers genegeerd worden.
"Spel je wachtwoord rustig."
Voorzichtig trok hij de duke tape een stukje los. Hij luisterde naar haar trillende stem terwijl hij een reeks van letters en cijfers noteerde.
"Wat ga je..."
Hij streek hardhandig met een gehandschoende hand over haar mond om de duke tape weer aan haar huid en lippen vast te laten plakken.
"Ik ga controleren of je de waarheid hebt verteld", hij keek om zich heen, "wacht hier."
Hij zag haar met de ogen rollen voor hij de knop op zaklamp indrukte en alles weer donker werd. Liever voerde hij deze controle op zijn mee gebrachte laptop binnen uit. Daar was het behaaglijker. Hij had een hekel aan de koude. De deur stond nog altijd open.
Classy Cat wachtte tot hij haar ouderlijk huis was binnen gelopen. Het was nog nauwelijks te bevatten wat haar was overkomen. Ze had de deur willen sluiten op het moment dat haar hele lichaam verkrampte. Zonder haar handen uit te kunnen strekken om zich op te vangen was ze op de grond gevallen. Haar gezicht op het gazon geklapt dat zo hard als beton aanvoelde. Versuft en niet in staat zich te bewegen had ze gevoeld hoe iemand haar onder haar armen pakte om weg te slepen. Hij had haar met een routinematige geworden handigheid vastgebonden voor hij tenslotte haar met een stalen ketting om haar middel aan de stenen pilaren van de carport had vastgelegd alsof ze een dier was. Het meest verbijsterende voor haar waren zijn vragen over de site waarop ze regelmatig actief was. Het was geen beroving of iets veel ergers dat ze moest ondergaan. Hij was woedend geworden toen ze ontkend had een naam te kennen die hij had genoemd. Voorzichtig bewegend als een slang probeerde ze in de duisternis de tuin uit te komen. Als ze het trottoir bereikte dan zouden ze haar misschien zien liggen. Ze had zich hier zo volledig op geconcentreerd dat zijn terugkeer haar volledig was ontgaan. Misschien had hij het gerinkel van de ketting gehoord. De reden deed er ook weinig meer toe. Ze voelde zijn voet op haar rug.
"Ik had voor jou ook koffie meegenomen, maar zo te zien verdien je het niet."
Het geluid van een zware motor kwam dichterbij. Het was een vrachtwagen. Classy Cat liet haar hoofd hangen. De chauffeur zou haar nooit zien liggen. Tot haar aangename verrassing stopte de vrachtwagen tussen haar ouderlijk huis en dat van de buren. Er stapte zelfs iemand uit. Het was alsof hij haar gedachten had geraden. Ze voelde hem met zijn hele gewicht op haar staan. In ademnood verkerend zag ze iemand in reflecterende kleding voorbij komen.
"Alles in orde, Wim", schreeuwde de in veiligheidskleding gehulde man alles behalve stil.
Hij stapte weer in de cabine op het moment dat Classy Cat de belager van haar af voelde gaan. Tot haar verbazing liep hij het trottoir op, die ze eerder had geprobeerd te bereiken. Ze probeerde hem daarbij te volgen om na een decimeter er al achter te komen dat de ketting haar verhinderde nog verder te komen.
"Wat nou weer?", snauwde de vrachtwagenchauffeur met de nodige ergernis in zijn stem. Hij had slechts hardop verwoord wat zijn bijrijder zich in gedachten afvroeg. De wereld om hen heen was met een witte deken van sneeuw bekleed. Voor veel mensen een prachtig gezicht, maar diegenen die nauw bij de gladheidbestrijding waren betrokken konden er geen schoonheid meer in zien. Deze morgen hadden ze liever nog wat langer thuis doorgebracht. De afgelopen dagen waren ze er al op uiteenlopende tijden mee bezig geweest terwijl hun normale werkzaamheden ook gewoon moesten worden vervuld. Moeizaam zuchtend draaide de vrachtwagenchauffeur het raam naar beneden om een man te woord te staan die heftig met zijn armen zwaaiend had voorkomen dat de vrachtwagen was vertrokken.
"Goedemorgen", begroette de chauffeur de onbekende met een gespeelde vriendelijkheid. Hij kreeg een hartelijke groet terug. Als het een bekende was geweest dan had deze zich onherkenbaar vermomd met een lange sjaal verscheidene malen om zijn hals geslagen en een muts die hij tot ver over zijn oren had getrokken. De temperatuur was laag buiten, maar de chauffeur vond deze man wel overdreven warm gekleed.
"Goedemorgen, meneer", antwoordde de bijrijder automatisch.
De verveelde uitdrukking op zijn gezicht na een paar uur de schuiver te hebben bediend maakte plaats voor ongeloof. De man hield in elke hand een dampende mok vast.
"Ik heb hier koffie voor onderweg. Jullie hebben het verdiend. Zonder jullie waren de wegen onbegaanbaar."
De chauffeur keek twijfelend naar de mokken. Hij kon wel een slok koffie gebruiken, maar het zag er bijzonder warm uit.
"Dank u, meneer, maar we hebben eigenlijk nog heel veel te doen. We zijn pas op de helft van onze route en de scholen gaan over een halfuur open."
Hij zag de man op een overdreven manier zijn schouders ophalen.
"Ik betwijfel of Classy Cat bezwaar er tegen heeft dat jullie de mokken houden. Ze zal er toch nooit meer uit drinken."
De chauffeur fronste zijn wenkbrauwen toen hij zijn handen uitstrekte om de mokken aan te pakken. Had hij de man nu horen giechelen? De koffie was inderdaad heet.
"Pak aan."
De bijrijder begreep de haast waarmee de chauffeur de mok aan hem gaf. Vloekend zette hij hem snel op het dashboard neer. Er was bij de overhandiging wat koffie op zijn hand terecht gekomen.
"Ik heb nog een vraag."
Nou gaan we het krijgen. De chauffeur knikte. Zonder bijbedoelingen kregen ze zelden iets. Gedurende de winter waren ze bijzonder geliefd bij de burgers.
"Stel je vraag maar."
"Mag ik een foto maken?"
Het was een merkwaardig verzoek waar de chauffeur met een knik toestemming voor verstrekte. Hij had verwacht dat de man wat zout wilde hebben om het garagepad en het trottoir voor zijn huis te strooien.
"Komen we dan in de krant?", vroeg de bijrijder grijnzend.
"Vast en zeker."
De chauffeur zag de man een fototoestel te voorschijn halen voor hij weg liep. Hij keek de bijrijder aan, die zijn schouders ophaalde. Ze hadden verwacht dat de man juist van de voorzijde opnamen zou gaan maken. Daar bevond zich de schuiver waarmee ze zich door de laag sneeuw op de wegen werkte voor er werd gestrooid.
"Vreemde kerel", bromde de bijrijder.
Deze dagen zagen ze wel meer vreemde dingen. Gisteren nog hadden ze iemand op zijn sokken door de sneeuw zien rennen met de schoenen in de hand. Er was weinig meer dat hen nog van hun stuk kon brengen of ze hadden het al eens gezien of meegemaakt.
De chauffeur zag in de spiegel een flits. De man had zijn eerste foto gemaakt. Het bleek slechts de eerste van een lange reeks te zijn.
"Wat is hij daar allemaal aan het doen?", vroeg de bijrijder nadat hij voorzichtig een slok van de gloeiend hete koffie had genomen.
"Ik zie hem niet meer."
"Wacht nog even, Wim. Misschien vind hij de strooier wel interessant."
De chauffeur dacht er anders over, schakelde en liet rustig de koppeling opkomen.
Voor de man was dit het moment waar hij op had gewacht. De vrachtwagen was in beweging gekomen en sleepte een ketting met zich mee. Een tiental meters verder kwam deze strak te staan.
"Klote sneeuw", mopperde de bijrijder.
Elke keer deed zich dit probleem voor als de vrachtwagen stil kwam te staan. De sneeuw hoopte zich voor de schuiver op omdat het aan snelheid ontbrak om opzij te schuiven. Hij boog zich naar voren. Het was merkwaardig dat hij helemaal niet zoveel sneeuw zag.
De man hoorde de chauffeur meer gas geven. Een knarsend geluid kwam uit de tuin van het huis waar hij voor stond. Het geluid veranderde en herinnerde hem eraan als hij een kippenpoot aan het afkluiven was en de beenderen uit elkaar trok om beter bij het malse vlees te kunnen komen. Plotseling schoot er iets blauw gekleeds tussen de struiken vandaan. Het gebeurde zo snel dat hij geen tijd had om het lichaam te ontwijken. Het volgende moment lag hij op zijn rug naar de sterrenloze hemel te kijken. Kreunend van de pijn krabbelde de man overeind. In de verte verdween de vrachtwagen om de hoek. Behalve een geveegd en gestrooid wegdek liet het nu ook een bloederig spoor achter. Teleurgesteld keek de man naar het fototoestel. Het was beschadigd geraakt. Hij probeerde een paar knoppen, maar allen zonder resultaat. Moeizaam keerde hij naar de voortuin terug. Hier bleek nog een wezenlijk deel van Classy Cat te zijn achtergebleven. Snel bewoog hij de zaklamp om niet de open gescheurde onderzijde van haar bovenlichaam te hoeven zien. Even was hij bang geweest dat ze levend achter de vrachtwagen werd voort getrokken. Het laatste wat hij kon gebruiken was een getuige. Hij rilde bij de gedachte dat iemand het zou overleven voor hij zijn levenswerk zou hebben voltooid. Het lange, rode haar omlijste een bleek geworden gezicht.
"O, wacht."
Voorzichtig alsof het iets breekbaars was haalde hij de veer van een pauw te voorschijn voor dit in zijn donkere ogen zeer poëtische moment. Hij drukte deze in haar reeds verslappende rechterhand. Hij voelde de behoefte om iets te zeggen, maar kon niets passends bedenken.
"Jij sterft met een heleboel ijzerwerk in je mond", zei hij tenslotte.
De blauwgrijze ogen van het meisje bewogen traag en begonnen hun glans te verliezen. Hij keek op. In het huis waren de lichten aan gegaan. Blijkbaar had het lawaai haar ouders gewekt. Het werd tijd om te vertrekken. Hij zou haar naam op de lijst wel in de auto doorstrepen.