Of ik spijt heb? Alleen van de consequenties
Wat was het heerlijk om eindelijk aan de zo onderdrukte gevoelens toe te geven. Alle ergernis en opgekropte woede naar buiten te laten komen terwijl je de pen pakt. Een doorzichtig geval met het logo van het bedrijf erop dat jou in deze kleine spreekkamer vertegenwoordigt. Je ziet het haarscherp, voor je vingers zich om de vulpen klemmen, alsof het een heft van een mes is. De reden waarom je het schrijfgerei pakt? Het ligt dichterbij dan de mobiele telefoon. De man aan de andere kant van de tafel praat nog steeds door. Het gezicht rood aangelopen. Waarschijnlijk is hij even kwaad als jij. Je hebt ongemeende excuses aangeboden zonder te weten waarvoor om de bezoeker wat gunstiger te stemmen. Het heeft zo te zien weinig uitgehaald. Alleen in het begin even, maar daarna was hij weer boos geworden. Voor hem blijf je iemand van de anonieme bureaucratie en dat besef je ook. Je veegt alle ingevulde formulieren en geschreven brieven van de tafel af, zonder te kijken hoe deze naar de vloer dwarrelen. De misschien zo moeizaam verzamelde bewijzen van de man voor het onrecht dat hem, in zijn ogen althans, was aangedaan. Het kan je niets meer schelen. Helemaal geen barst zelfs.
Deze man was de zesentwintigste klager voor vandaag en het was net tien uur geweest. Zelfs de helft van je pauze opgeofferd om mensen als hem te woord te kunnen staan. Even is de man verbijsterd door wat je hebt gedaan. Een momentje aarzel je daardoor. Het is waanzin om aan je verlangen toe te geven. Wat voor verklaring heb je hiervoor? Tot hij overeind komt en begint te schreeuwen. De mond wijd open gesperd. Hij legt zijn handen op de tafel en buigt zich naar je toe. Je ruikt zijn naar rook stinkende adem. Een hele rol pepermunt zal hier nog geen verandering in brengen. Daar begon zelfs de kennismaking mee. De man wijzen op de ronde sticker aan de buitenkant van de deur met een verbod om te roken erop.
Alle twijfel is verdwenen. Dan geef je hem een echte reden om te schreeuwen. Het gebeurt zo snel dat de man geen tijd heeft om te reageren. De pen ram je met een gevoel van puur genot in zijn rechterhand. De man trekt zijn hand met aan elke vinger een ring terug zonder te stoppen met schreeuwen, maar er komen nu geen scheldwoorden of vloeken meer uit zijn mond. Er blijft een blauwe vlek op het tafelblad achter. Je blijft er naar kijken terwijl je opstaat. Je bent verbaasd over de kleur. De man is naar achteren gedeinsd tot hij de muur raakt en niet verder van je weg kan komen. De gewonde hand met zijn andere hand vasthoudend. Bloed en inkt druppelen op de vloer. Om de angst in zijn ogen te zien is gewoon geweldig. Er is geen plan aan voorafgegaan. Deze man is zelfs geen bekende van je. Je hebt zijn naam bij de kennismaking pas te horen gekregen.
De enige manier om deze spreekkamer binnen te komen of te verlaten is via de deur achter je. Vanwege het agressieprotocol zit jij het dichtst bij de deur. Onder de tafel zit een knop, waar de bezoekers niets over weten, om hulp in te schakelen als je met agressieve mensen wordt geconfronteerd. De afgelopen week was het al zesmaal bij collega's voorgekomen, maar nu denk je er geen moment aan. Terwijl de man medische assistentie nodig heeft en jij een ander soort hulp. Je pakt de telefoon van de tafel, omdat de pen nog steeds in de hand zit. Een kapotte pen. De man benut deze kans om weg te komen, omdat hij denkt geen andere gelegenheid te krijgen. Leunend op de tafel schop je en je raakt hem net boven zijn middel. Je ziet de man kreunend dubbel klappen en neer vallen. Je loopt naar hem toe. Geeft hem nog een trap voor hij zich heeft hersteld en kijkt met een glimlach op hem neer zonder te weten dat je lacht.
Achter je wordt op de deur geklopt. Het lawaai is buiten de spreekkamer te horen geweest. Je herkent de receptioniste aan haar stem. Een vriendelijke vrouw. Ze werkt hier nog kort. Het verklaart haar vriendelijkheid. Dan ga je over hem heen zitten met het mobieltje in de hand. Bij gebrek aan iets beters begin je hem daarmee te slaan. Hij krijst en probeert de slagen wanhopig af te weren. Je pakt een papier van de vloer en propt het in zijn mond om van het lawaai af te zijn. De deur gaat open en nog iemand begint te gillen voor de deur met een klap weer dicht gaat. Je propt nog meer vellen papier in zijn mond zonder op te houden met slaan.
"Ik zal het regel voor regel met u doornemen", zeg je triomfantelijk, als je zijn ogen groot ziet worden in een blauwrood aangelopen gezicht.
Je hand begint pijn te doen van het slaan. Nu pas kijk je naar de telefoon in de hand. Door het bloed kan je het niet zien, maar je voelt de barsten die in het scherm zitten. Het was een goede telefoon geweest.
"Jammer", zeg je. De kokhalzende geluiden negeer je. Even kijk je om je heen voor iets beters om mee uit te halen. De kleine prullenbak is helaas van buigzaam plastic en de stoelen zijn te zwaar om herhaaldelijk op te tillen. Aan de muur hangt een klok. Daar zal het wel mee lukken. De deur heb je niet open horen gaan, maar armen pakken je beet en sleuren je van het bewegingloze lichaam vandaan, de spreekkamer uit. De ontsteltenis is van zijn gezicht te lezen als een collega om zich heen kijkt. Het bloed zit op alle muren, de deur, de vloer en zelfs hebben enkele spetters het plafond bereikt. Het leidt hem enkele tellen af voor hij begint met reanimeren.
"Wat is er gebeurd?", vraagt de receptioniste met de hand voor de mond.
Tussen haar en jou staan nog twee collega's om je in de gaten te houden. Ze huilt. Ze is te gevoelig om hier te werken. Je betwijfelt of ze het nog wel een paar maanden hier zal volhouden. Acht maanden geleden ben je hier begonnen en gedurende deze tijd heb je meer mensen zien gaan dan komen. Het is zelfs zo dat je nu bijna het langste op deze afdeling werkt. In deze tijd heb je veel mensenkennis opgedaan. Het is rustig in de normaal zo volle wachtruimte en dat valt je plotseling op. De weinige mensen die er wel zijn blijven meters ver van je vandaan.
"Het was een zeikerd." Het mag van je op de grafsteen komen te staan van... De naam is je ontschoten. Het doet er ook eigenlijk weinig toe. Je kijkt naar het bloed op je handen en wilt het bijna aan je broek afvegen om ze wat schoner te krijgen, voor je je bedenkt.
"Mag ik een doekje, alsjeblieft?"