Over ons
Ilze keek met vernauwde ogen naar de man naast haar. Minutenlang was ze al aan het woord geweest voor de vrouw zich begon af te vragen of er ook maar een enkel woord tot hem was door gedrongen. Hij leek meer te genieten van het uitzicht dat het balkon hem bood. Ze dook onder één van zijn naar de reling uitgestrekte armen door om tussen hem en datgene te komen staan waar hij naar keek. Tot haar verrassing deed hij geen enkele stap naar achteren en evenmin liet hij de reling los.
"We moeten praten", zei Ilze zacht. Ze had daarbij haar ogen neergeslagen om niet in de grijze ogen te hoeven kijken. Slechts een decimeter van haar vandaan met de haar zo bekende kraaienpootjes. "Ze praten over ons", kwam Ilze ter zake. Probeerde ze althans, maar haar stem klonk gesmoord in zijn nabijheid.
Langzaam ademde Johan uit. Verrast door haar impulsiviteit had hij zich voelen verstijven en nu hij er over na had kunnen denken bleef hij nog steeds in dezelfde houding staan. Onzeker over wat Ilze nu van hem verwachtte, probeerde hij zich te concentreren op wat ze had gezegd, maar niet alleen met woorden. Het was moeilijk, met haar zo heel dichtbij. Haar geur bedwelmde hem. Wist ze wat ze met hem deed?
"Over elk van ons?" Hij had het meer gezegd om zijn stem te testen. Hoe klonk hij eigenlijk als hij normaal sprak? Een vraag waar hij geen antwoord op had.
"Ze praten over ons beiden." Ilze had hem daarbij aangekeken.
"Het zal daarbij vast meer over jou gaan, want over mij zijn ze inmiddels wel uit gepraat."
"Iemand heeft ons op je balkon zien zitten. Ze vinden zelfs dat mijn zoontje op je lijkt."
Hij liet de reling los. Het moment was vervluchtigd. Hij besefte het en bespeurde haar opluchting. De teleurstelling verbergend keek hij over haar schouder naar een gebouw. Het torende boven hen uit. Zelfs boven het appartementencomplex waar zij zich momenteel bevonden.
Het had een aantal voordelen om zo dicht bij het werk te wonen. Hij kon lopend naar zijn bureau, maar het betekende ook dat hij vanuit het kantoor kon worden gezien als hij thuis was. Het was in het geval van Ilze dus blijkbaar gebeurd. Hij had nu ook begrip voor de tegenzin waarmee ze hem naar het balkon was gevolgd. Ze had liever binnenshuis met hem gepraat, maar zonder ventilator was het daar niet uit te houden.
"Je kan zonder er over te liegen vertellen wat we hebben gedaan. God is je getuige."
"Spot niet!"
Hij hief zijn handen op alsof ze hem onder schot hield. De afstand tussen hen was nu definitief zoals voorheen.
"Hoor je mij God belasteren?"
Boos schudde Ilze het hoofd. Ze zag hoe hij zijn armen weer liet zakken.
"Je weet wel wat ik bedoel. Laat God hier buiten."
Johan knikte begrijpend. Liever betrad hij geblinddoekt en al dansend een mijnenveld dan nogmaals een discussie met haar aan te gaan over het geloof.
"Waarom maak jij je zorgen over wat de mensen denken?", hij keek om zich heen voor zijn ogen weer op haar bleven rusten, "laat ze toch allemaal dood vallen."
Hoofdschuddend keek Ilze hem aan. Geschokt omdat hij werkelijk leek te menen wat hij had gezegd. "We hebben allemaal mensen om ons heen nodig."
"Hmmnn."
"Ook jij."
Het was haar wel duidelijk door de manier waarop hij haar aan keek dat hij er een ander standpunt op na hield. Gebeurtenissen uit het verleden hadden zijn mening hierover gekleurd.
Ze vroeg zich in stilte af wanneer het moment zou aanbreken dat hij met haar hierover zou gaan praten, maar al snel besefte ze dat het in ieder geval niet vandaag zou zijn.
Johan had het glas opgeheven en keek haar triomfantelijk aan. "Op ons."
Geschrokken keek ze in een soort automatisme om zich heen of iemand hem gehoord had. Beschaamd om haar reactie voelde ze zich kleuren.
"Er is helemaal geen ons", siste Ilze boos.
Te laat beseffend dat ze zich op de verkeerde persoon afreageerde.
"Volgens jou hebben we mensen om ons heen nodig en op dit moment ben ik het dichtste bij. Jij hebt mij dus nodig."
Ilze wilde hier tegenin gaan, maar besefte dat het geen enkele zin had. Ze had Johan juist na het werk opgezocht om met hem te kunnen delen wat haar dwars zat.
"Wat moeten we nu doen?"
"Als mij iets gevraagd wordt dan ga ik vertellen dat we een vakantie hebben geboekt voor je over zes maanden gaat bevallen van ons kind."
Ze verborg haar gezicht in haar handen. Betwijfelend of het wel een goed idee was geweest om hier te komen. Hij leek er juist plezier in te beleven alles nog erger te maken dan het al was.
"En hoe help je mij daarmee?", vroeg ze nauwelijks hoorbaar,
Hij haalde zijn schouders op.
Ze liet haar handen zakken toen er geen antwoord kwam. "Nou?", snauwde Ilze. Het was haar ernst.
"Overdrijven maakt het ongeloofwaardig. Het brengt mensen aan het twijfelen over wat ze eerder hebben gehoord. Denk er eens over na voor je meteen begint met tegen te sputteren."
Ze hield haar lippen stijf op elkaar. Het koste haar de nodige moeite, maar ze besloot er echt over na te denken. Al was het alleen maar om duidelijk te maken dat hij het verkeerd had en ze best een redelijk persoon kon zijn, die naar anderen luisterde.
Ze zag hem zijn handen weer op de reling leggen en naar de omgeving kijken.
"En als ze vragen blijven stellen?"
"Vraag of ze hier huizen in de buurt te koop weten te staan. Het liefste een gezinswoning met vijf slaapkamers."
Ze wilde het eigenlijk niet, maar slaagde er niet in om haar glimlach voor hem verborgen te houden.
"Jij kan echt erg zijn."
Onverschillig zag ze hem de schouders ophalen, maar uit ervaring wist zij dat Johan zich echt wel iets aan trok van wat haar bezig hield. Het was ook de reden waarom ze op het werk het zo goed met elkaar konden vinden. Te goed blijkbaar, volgens een aantal collega's.
"Ik zal eens op zoek gaan naar een echte gezinsauto en wat papieren laten rond slingeren."
"Je vind het leuk!"
"Ik beschouw het als een compliment."
Ilze zuchtte diep. "Leg dat me eens uit."
"Blijkbaar vinden de mensen om ons heen het tijd worden voor mij dat ik eens een gezin ga stichten en jou beschouwen ze als een overspelige vrouw."
"En dat is een compliment?"
"Ik zei niet dat het voor ons allebei gold."
Grijnzend keek hij haar aan. De kraaienpootjes rondom zijn ogen waren dieper dan ooit te voren.